Royal Enfield WD/RE

Het Britse Royal Enfield bouwt verschillende motoren tijdens de Tweede Wereldoorlog voor het Britse leger.
Maar het beroemdste is de WD/RE, dat liefkozend de bijnaam Flying Fea krijgt.

In de eerste jaren van de oorlog bouwt Royal Enfield net als Norton, Triumph en BSA zwaardere motoren.
Zo komt er de WD/C 350 cc zijklep, de Royal Enfield WD/D 250 cc zijklep en de Royal Enfield WD/L 570 cc.
Maar in 1942 test het leger de WD/RE, een lichtgewicht 125cc. De Britten willen de motor samen met parachutisten achter de Duitse linies laten landen, zodat zij snel kunnen communiceren.

Uiteindelijk landen er slechts enkele per parachute.
Het leger kiest ervoor de motoren mee te nemen bij landingen in zweefvliegtuigen.
Ook gaan er een aantal mee met de landing in Normandië.

 

De Flying Flea is voortgekomen uit een verzoek van de voormalige Nederlandse DKW-importeur voor een replica van de toenmalige best verkochte motorfiets van Nederland, de 98cc DKW RT, nadat de DKW-concessie om religieuze redenen was ingetrokken.
Royal Enfield stemde toe en produceerde een machine die het DKW-ontwerp nauw volgde, hoewel ze de capaciteit vergrootten tot 125cc. Flying Flea, ook bekend als de Airborne. Deze lichtgewicht 125cc-motorfiets kon samen met luchtlandingstroepen per parachute worden gedropt. De fabriek vervaardigde ook een verscheidenheid aan speciale instrumenten en apparaten om tijdens oorlog tegen vijandelijke troepen te gebruiken. Compleet met zijn eigen parachute en pakkooi kon de Flying Flea samen met de troepen uit een vliegtuig worden gedropt, op voorwaarde dat hij beschikte over een middel voor gemotoriseerd transport op het slagveld dat voorheen niet bestond. beschikbaar. De Flying Flea werd in een stalen buisvormige kooi geplaatst, de 'Bird Cage' genaamd, waaraan een parachute was bevestigd. De kooi hielp bij het gemakkelijk inpakken van het draaiende stuur