Bergambacht
Naast de St.Laurentiuskerk staat een stenen gedenkbank.
De bank is aan de inwoners van Bergambacht aangeboden als dank voor de gastvrije opname van evacuees uit Veenendaal tijdens het begin van de Tweede Wereldoorlog.
Op de muur staat de volgende tekst:
Veenendaal evacuatie 10-18 mei 1940
Omdat Veenendaal en Rhenen in de Grebbelinie liggen, is besloten dat alle inwoners van deze plaatsen geëvacueerd moesten worden. Zij werden met binnenvaartschepen, waaronder kolenschepen, de Lek afgevaren richting Voorne-Putten. Tijdens die tocht vonden beschietingen plaats en bij Ammerstol werd aan land gegaan. Vele mensen werden daarna per bus vervoerd naar o.a. Bergambacht en Haastrecht. Na 18 mei konden alle geëvacueerde mensen weer huiswaarts keren.
Zowel in Bergambacht als in Haastrecht zijn in 1941 gedenkbanken geplaatst.
Bron: tracesofwar
Onderstaand is een tekst overgenomen uit een lesprogramma

In Rotterdam zat een grote verzetsgroep. Deze verzetsmensen wilden graag de bevrijders helpen in het laatste deel van de oorlog. Zij zouden het Duitsers goed lastig gaan maken. Maar… daar hadden ze wapens en springstoffen voor nodig. Om zich te kunnen verdedigen, maar ook om belangrijke gebouwen op te blazen of om mee te kunnen vechten als de bevrijders in de buurt zouden komen. Maar hoe kom je aan die wapens? Die waren niet te koop in de winkel… In Engeland werden wapens gemaakt. Deze moesten naar Nederland worden gesmokkeld. En daarvoor was een mooi plan bedacht. Deze wapens zouden ’s nachts vanuit vliegtuigen in een soort grote zware metalen kisten aan parachutes naar beneden worden gegooid.
En vanuit de polder moesten deze wapens dan weer naar Rotterdam worden gesmokkeld. Een gevaarlijk avontuur! Later
werden er zelfs niet alleen wapens, maar ook mensen meegedropt die in Engeland geleerd hadden hoe je bijvoorbeeld een brug op moet blazen. Engeland had speciale bommenwerpers laten bouwen die ook geschikt waren om parachutisten (met spullen of mensen) te droppen. Het voordeel van zo’n vliegtuig was dat het zware spullen mee kon nemen. Het nadeel was dat het een zwaar toestel was dat kwetsbaar was voor Duitse jagers en afweergeschut. Bovendien moest zo’n vliegtuig laag vliegen om de spullen op de juiste plek te krijgen en dat was dus extra gevaarlijk. Het is dan ook vaak niet goed gegaan. Maar in de Krimpenerwaard ging het in bijna altijd wél goed! Er is nooit iemand bij omgekomen. En dat is heel bijzonder. Twee keer is het bijna fout gegaan. Eén keer was het vliegtuig te laat en één keer werden de parachutes in de verkeerde richting gedropt.
Karel van Ginkel was een boerenzoon uit Woudenberg. Hij was een erg fanatieke verzetsman.
Zijn specialiteit was het organiseren van wapendroppings. En zo kwam hij op een dag op bezoek in de Krimpenerwaard. Hij had gehoord dat de Krimpenerwaard welk eens een prima plek zou kunnen zijn omdat…
• …het daar erg donker, stil en uitgestrekt was;
• …de veengrond daar erg drassig was zodat zwaardere Duitse wagens niet op de polderweggetjes
konden komen want dan zouden ze verzakken;
• …er in de omgeving van Lekkerkerk en Berkenwoude dan ook geen Duitsers ‘woonden’ (Duitse
soldaten gingen soms gewoon bij mensen in huis wonen);
• …de meeste mensen daar erg betrouwbaar waren;
• …de Krimpenerwaard dicht bij Rotterdam lag en daar had het verzet dringend wapens nodig.
En dus meldt Karel zich bij de burgemeester van Berkenwoude. Voorzichtig vertelt hij dat hij mensen zoekt voor een geheim plan. De burgemeester brengt hem in contact met slager Cor de Leede die in de Dorpsstraat woont. De Leede zit zelf in het plaatselijk
verzet en kent alle andere verzetsmensen. Karel is tijdelijk in dat huis gaan wonen. Het huisje staat er nog steeds! Zoek maar op met Google Streetview (Dorpsstraat 33 Berkenwoude). Na enkele dagen legt Karel contact met Huig Markus die ondergedoken
zit in het Loetbos. Hij heeft een transportbedrijf met één vrachtwagen, maar omdat de Duitsers deze wagen af willen pakken, heeft hij deze verstopt in een schuur van een boerderij in Zuidbroek. Zelf moet hij dus ook onderduiken. Markus is meteen
enthousiast voor de plannen van Karel en wijst op de weilanden van boer Noordegraaf uit Lekkerkerk. Deze weilanden liggen tussen het Loetbos en Lekkerkerk. De Provinciale weg was er toen nog niet. Karel legt contact met Engeland en na enkele dagen komt er een Engels vliegtuig foto’s maken van het weiland.
De uitslag: prima geschikt gebied!
De mensen van het verzet krijgen te horen wat ze moeten doen. Als de Engelsen met wapens komen, krijgen ze dat van tevoren te horen via de radio door middel van een soort wachtwoord. ‘s Middags luisteren ze stiekem (want radio’s waren verboden) bij
slager De Leede op zolder naar de Radio Oranje. Na het nieuws worden er allerlei verborgen boodschappen afgegeven die alleen de verzetsmensen snappen. Als er een wapendropping zou zijn in de Krimpenerwaard was de afspraak dat dan de slagzin
‘rozen zijn rood’ zou klinken. En om een beetje preciezer te weten hoe laat dat vliegtuig zou komen, klonk er nóg een slagzin. Hier is het geheime briefje waarop de slagzinnen
staan:

Pas in april 1945 begon het wel heel erg op te vallen dat er steeds ’s nachts vliegtuigen laag over kwamen. Dat het nooit verraden is, is heel bijzonder. Er wordt verteld dat de Duitsers het wel door hadden, maar niets wilde verraden omdat ze bang
waren dat er dan onschuldige mannen uit Berkenwoude en Lekkerkerk gedood zouden moeten worden. Dat wilden ze niet omdat ze de mensen aardig vonden en dat durfden ze niet omdat ze wisten dat de oorlog niet lang meer kon duren en dan
zouden ze er misschien om bestraft worden. De allerlaatste wapendropping was een hele bijzondere. Deze vond plaats in de nacht
van 11 op 12 april 1945. De code bij radio Oranje luidde: “Twee rozen zijn rood.” Het verzet begreep dat er die nacht 2 vliegtuigen zouden komen. Uit één van die vliegtuigen sprongen 2 Nederlandse verzetsmannen die een opleiding in Engeland hadden gehad om met wapens om te gaan, springstoffen aan te brengen en andere handige dingen hadden geleerd om de Duitsers tegen te werken. Deze mannen worden Dutch agents genoemd, Nederlandse geheime agenten.
Er zouden trouwens 3 agenten gedropt worden, maar de 3e agent ontdekte gelukkig net op tijd dat er iets mis was met zijn parachute! Met één van de twee vliegtuigen is het niet zo goed afgelopen. Deze werd op de terugweg beschoten door een Duits
afweergeschut en kon nog net op tijd een noodlanding maken bij Nieuwerkerk aan den IJssel. Alle zes bemanningsleden hebben dit overleefd!

Het droppingsveld moest niet te klein en niet te groot zijn. De Engelsen hadden gezegd dat het een terrein moest zijn van 300 meter lang en 60 meter breed. Dat kwam goed uit. De weilanden in de Krimpenerwaard zijn allemaal lang en smal.
Als de vliegtuigen kwamen, moesten de mannen met lampen naar boven seinen waar het veld was. Het was voor de piloten erg moeilijk om dit te zien. Het was namelijk aardedonker in de polder. De laatste dropping was in de nacht van 11 op 12 april 1945.
Het droppingsweiland werd in codetaal NICO genoemd. De letters werden met rode en witte lampen naar het vliegtuig geseind in morsecode. De lamp ging dan kort of lang aan en uit. Telkens nadat de wapens gedropt waren, moest de inhoud van de containers zo snel mogelijk weggebracht worden. De parachutes werden vaak in de lege containers gestopt en dan in de sloot gegooid waar deze diep in de modder wegzakten. Heel soms nam een verzetsstrijder de parachutes ook wel mee naar huis omdat de stof erg mooi en duur was. Dat mocht natuurlijk niet, want dat was veel te gevaarlijk! Toen op een keer een timmerman het dak
van de kerk van Berkenwoude moest repareren, vond hij onder het dak een zak met parachutes. Hij schrok zich
naar, maar ook hij heeft het gelukkig niet verraden. Als je de toren van de kerk beklimt kun je in de ruimte komen boven het ‘ronde binnenplafond’ en onder het rechte ‘buitendak’. Daar lagen de parachutes verstopt. Soms werden er ook wel pyjama’s van gemaakt voor de kinderen. En na de oorlog zijn er zelfs wel trouwjurken gemaakt van parachutestof!

En de wapens dan? Waar lieten ze die? Een gedeelte hielden ze zelf. Een gedeelte werd met bootjes varend door de polder naar andere verzetsgroepen in de Krimpenerwaard gebracht. Maar het grootste gedeelte was bestemd voor het verzet in Rotterdam. De
wapens werden op een bijzondere manier de polder uitgesmokkeld… In die tijd werd de melk bij de boeren nog
opgehaald met kleine vrachtauto’s waarop de melk in melkbussen werd geladen, maar drie keer per week kwam er een bijzondere melkwagen door de Krimpenerwaard. Dit was een gewone open vrachtauto waarop met banden en beugels een grote melktank was vastgezet. Deze melkwagen haalde in Friesland per keer 3500 liter melk op en bracht deze naar Rotterdam. Daar waren gaarkeukens ingericht om de allerarmsten een beetje eten en drinken te geven. De melktank was een bijzondere… deze had namelijk een dubbele bodem. Onderin de tank konden alle wapens worden opgeslagen en bovenin zat de melk. Soms wilde een Duitser onderweg wel een beetje melk hebben of wilden ze de melktank controleren. Als ze de kraan dan opendeden stroomde er gewoon melk uit. De motor van de melkwagen was niet zo sterk. Omdat gewone benzine niet meer te krijgen was, was er een speciale houtgestookte motor ingebouwd. Om de wapens de Krimpenerwaard uit te krijgen richting Rotterdam, moet je over de Algerabrug bij Krimpen aan den IJssel. Maar die brug was er toen nog niet. Er voer toen een pontje. Aan de overkant van de rivier
moest de wagen dus omhoog rijden, maar dat haalde hij vaak niet door het enorme gewicht aan melk én wapens! Het grappige is dat Duitse soldaten die de wacht hielden bij de pont dan wel een handje wilden helpen om de wagen omhoog te duwen. En zo
werkten ze zelf ook een beetje mee aan onze bevrijding…
Bron: pcb-dewegwijze